Motivatie om vrijwilligerswerk te doen
Voor vrijwilligersorganisaties zijn de vragen naar het hoe en waarom mensen vrijwilligerswerk doen waarschijnlijk de belangrijkste vragen. Met de informatie over het eerste contact, de motivatie, frequentie en tevredenheid kunnen ze hun voordeel doen. In het CBS-onderzoek is in 2017 hieraan voor het eerste aandacht besteed. De resultaten laten zien dat vrijwilligers gemiddeld 6,9 jaar vrijwilliger zijn. Het langst doen mensen vrijwilligerswerk voor de kerk, moskee of levensbeschouwelijke groepering (11,6 jaar) en het kortst voor scholen (3,9 jaar).
Het trouwst in 2017 zijn ook de mensen tussen de 55-75 jaar. Van deze groep geeft meer dan 80% aan dat ze ook volgend jaar nog hun vrijwilligerswerk willen blijven doen. Voor de groep tussen de 35-55-jarigen is dat rond de 75% en daar onder neemt het sterk af. Ook boven de 75 jaar neemt het af en dat zal een gevolg zijn van de hoge leeftijd van de vrijwilligers. Ze kunnen de energie niet meer opbrengen of zijn niet langer lichamelijk in staat het vrijwilligerswerk te doen.
De meeste vrijwilligers in 2017 zijn voor het vrijwilligerswerk gevraagd. Dat percentage ligt het hoogst bij sportverenigingen (59%) en kerken, moskeeën en levensbeschouwelijke verenigingen (52%). Het minst worden mensen gevraagd voor sociale hulpverlening, rechtshulp, reclassering of slachtofferhulp. De meeste vrijwilligers die voor deze organisaties actief zijn, zijn dat op eigen initiatief (71%). Voor de overige organisaties geldt dat het aantal vrijwilligers dat gevraagd is en het aantal dat op eigen initiatief vrijwilliger is geworden, vergelijkbaar is.
In 2019 is opnieuw gekeken naar de motieven van de vrijwilligers en daarnaast zijn vragen gesteld over wat vrijwilligersbelangrijk vinden dat een organisatie regelt voor de vrijwilligers en de vergoeding van de vrijwilligers.
Zoals zichtbaar in de grafiek vinden de meeste mensen het belangrijk dat het vrijwilligerswerk leuk is. Dat geldt voor alle sectoren behalve de verzorging, levensbeschouwelijke organisaties en sociale hulpverlening. In die sectoren vinden mensen het belangrijker ‘iets voor een ander te doen’ dan dat het vrijwilligers leuk is om te doen. Opvallend is dat iets meer dan een kwart van de vrijwilligers het ‘een plicht vindt’ om zich vrijwillig in te zetten. Die verplichting is voornamelijk groot bij het vrijwilligerswerk in relatie tot wonen (38,8%), binnen politieke organisaties (38,1%), levensbeschouwelijke organisaties (35,1%), school (32,9%), vakbond (32,3%) en sportverenigingen (31,4%). Slechts een klein percentage geeft aan dat het vrijwilligerswerk de ‘kans op een baan vergroot’ (5,1%). Die geldt dan voor vrijwilligers binnen de sociale hulpverlening (13,0%) en de politieke organisaties (10,0%).
Voor jongeren zijn sociale contacten, nieuwe dingen leren en meer kans op een baan belangrijkere motieven dan voor ouderen. De sociale contacten zijn ook voor de mensen boven de 65 jaar belangrijke motieven vrijwilligerswerk te doen, naast een zinvolle tijdsbesteding die voor die groep ook een belangrijke motivatie is om vrijwilligerswerk te doen.
Lees meer over deze feiten en de daadwerkelijke percentages in het originele artikel op de website van het NOV. Hierin staat ook vermeld op welke literatuur deze feiten gebaseerd zijn.